Hersenletsel in een doosje

 

Ik kijk graag op de tv naar ‘24 hours in the E.R’. Een serie over mensen die opgenomen worden op de eerste hulp in een ziekenhuis in Londen. Het is een rustig programma, duurt een uur. De verhalen over mensen beginnen en eindigen in dat uur, er is emotie en verdriet en daarna liefde. Steevast komen er ook mensen de ER binnen met hoofdletsel en steevast eindigt dat programma met mensen die daarvan genezen zijn.



Geen enkele keer (dat ik aan het kijken ben geweest) komt er iemand in beeld die naderhand huilt en vertelt dat zijn leven zoals hij het kent er niet meer is. Dat het licht van de camera pijn doet aan zijn ogen, dat de vragen van de interviewer nogmaals gesteld moeten worden omdat hij het niet goed volgt. Dat hij de drukte van zijn kinderen soms niet kan verdragen. Dat uitstapjes ingewikkeld zijn geworden. Dat werken een wazige droom lijkt te zijn en dat zijn ogen soms schraal zijn van de hoeveelheid tranen die geplengd worden. Het lijkt wel of het hersenletsel wat je over kan houden in een doosje wordt gestopt. ‘Ik zie het niet, dus het bestaat niet want het is zo ingewikkeld om uit te leggen’. Misschien raakt het me zo omdat dit nu mijn verhaal is.



Ik ben gevallen, heb hersenletsel en neem rust om te herstellen. Herstellen heeft, dat weet ik nu na en jaar, in iedere fase een andere betekenis. Na mijn val creëer ik steeds een nieuwe stip aan de horizon. Een nieuwe verwachting waar ik volgens mijzelf, de hulpverleners of mensen om me heen aan zou gaan voldoen. Hersenletsel het doosje in, na een poosje rust, en dan weer verder met waar ik ben gebleven. Alleen wanneer ik bijna bij de stip op de horizon ben kan ik er niet bij. Het lijkt wel een soort fata morgana, mijn oude ‘ik’, mijn kunnen, mijn kracht.



Het enige wat ik nu steeds doe is voelen. Voelen wat ik kan, fysiek en mentaal, wat ik niet kan, wat te veel is, waar ik mijn grens kan oprekken, waar ik wil zijn en waar niet, hoe lang ik moet rusten en wanneer ik onder de mensen kan zijn, hoe ik vriendelijk een gesprek afkap, hoe ik uitleg dat ik er inderdaad nog steeds hetzelfde uitzie en nog meer.



Voelen kan ik alleen maar zelf, dat kan geen dokter en liefdevolle persoon voor me doen. Dat ‘zelf, alleen doen’, naar die stip toe dwars door de fata morgana lijkt eenvoudig maar is het niet. Ikzelf die jarenlang van de daken schreeuwt dat ik ‘er ben’ voor de ander. In een jarenlang proces naar wie ik wil zijn en wat ik wil doen of betekenen voor de ander gaat het over geven, verbinden, er zijn voor, mijn hart delen met. Misschien tipt het universum mij nu wel dat ik mijn ‘zelf’ in dit verhaal toch iets ben vergeten.



Best een mooi inzicht, alleen hoe dan? Ik ben al niet eens alleen geboren. Kind van mijn ouders. Het is mijn tweelingzus en ik, mijn partner en ik in een relatie, mijn kinderen en ik als gezin, mijn vriendinnen en ik in een liefdevol contact, mijn passie voor werk en ik en mijn hunkering naar uitdaging en ik. Wie ben ik zonder dit alles? Het zal zo moeten zijn want hoe anders stap ik even opzij uit al deze geweldig mooie verbindingen zonder dat het een pijnlijk verhaal wordt.



Nu moet ik wel, vertragen, er zijn in het nu. De doos met hersenletsel open.
Er zijn voor mij, liefdevol, geduldig, boos, verdrietig, gefrustreerd, blij, gelukkig, vertrouwend, wantrouwend, benauwd, alleen, samen, gedragen en geliefd.

Kim van Haeften