Communicatie. Moeite om een gesprek te voeren

Inleiding

 

Dit is een lange pagina. Als je moeite hebt met veel tekst, lees je deze pagina het beste in stukjes of vanaf een groter beeldscherm. Of ga meteen naar het onderwerp van jouw interesse ia deze twee knoppen:

Het voeren van een gesprek voor iemand met hersenletsel of het voeren van een gesprek mèt iemand met hersenletsel kan vele hindernissen kennen. Het is niet altijd onwil; vaak is het onvermogen.
In de beginperiode van het hersenletsel worden er wel veranderingen in de communicatie opgemerkt, maar die veranderingen kunnen niet altijd geduid of begrepen worden. Noch door de persoon met hersenletsel, noch door de gesprekspartner.
Voor een gesprek zijn veel hersengebieden tegelijk actief. Dat vergt finetuning tussen hersengebieden en heen en weer zenden van informatie, soms met prioriteit en soms om te onthouden wat geparkeerd moet worden. Het getroffen hersengebied, waar het letsel zit, geeft vertraging. Spreken en luisteren zijn hogere denkfuncties. Het kost ongelooflijk veel inspanning. De afleidende factoren, kunnen een extra hindernis vormen.

We proberen wat van de moeiten op te schrijven zodat er sneller herkenning is wat er kan spelen en er meer begrip kan komen voor elkaar. Ook geven we tips op deze pagina.


Luisteren

Voor de één is luisteren inspannender omdat er zoveel informatie komt waarop gelet moet worden of onthouden moet worden, en die persoon zal liever zelf graag aan het woord blijven...

Spreken

Voor de anderen kost het spreken zelf zoveel inspanning. Woorden zoeken is hard nadenken; de hersenen voelen zwaar aan en er komt geen gedachte, laat staan een woord. Of er zijn zoveel gedachten tegelijk dat iemand niet kan kiezen wat het belangrijkste is. Het goed aansturen van de lippen en de mond vergt veel inspanning; goed articuleren. Op het goede moment ademen. Niets gaat immers nog automatisch.

Informatieverwerking

De hersenen werken niet meer zo snel als voor het hersenletsel. Als we de gezonde hersenen eens vergelijken met een grote stad en met name het verkeer in een grote stad, dan zien we dat er heel veel wegopbrekingen  en wegwerkzaamheden zijn. Er worden veel wegomleidingen aangelegd, langs het stukje hersenen dat kapot is gegaan.

Het verkeer kan daardoor maar langzaam of helemaal niet rijden. De boodschap komt soms vertraagd of helemaal niet aan.

Het kán mettertijd beter worden
Niet bij iedereen, en helaas niet bij mensen met een degeneratieve hersenaandoening, maar we kennen gelukkig wel verhalen uit de praktijk, dat in de loop der tijd communicatie kan verbeteren. Nieuwe 'wegen' kunnen in de hersenen worden aangelegd en met veel oefenen kunnen die ook in gebruik worden genomen.

Cognitieve communicatiestoornissen

  • Moeite met de snelheid van informatieverwerking.

    Besef dat er meerdere hersengebieden actief moeten zijn in een gesprek. De prikkels van horen, luisteren, voelen, denken etc. moeten langs het beschadigde (dode) stuk hersenen de verbindingen aangaan. De hersengebieden van de emoties (limbische systeem, én het geheugen van de emoties, (hippocampus /zeepaardje) en het verwoorden van de emotie's (taalgebieden in de pariëtaalkwab), en het denken préfrontale kwab en controle over wat er gezegd wordt in de kleine hersenen, maken de communicatie sowieso erg complex. Dat kost tijd. Het kost zeker ook moeite en het geeft vermoeidheid.  Alleen al bij een emotie zijn zeven tot acht hersengebieden actief.

  • De aandacht op de gesprekspartner houden terwijl in het hoofd iets onthouden moet worden om te vertellen of op in te haken. Dat is twee dingen tegelijk moeten doen/ multitasking; het verdelen van de aandacht; een cognitieve taak. Vaak is dit onmogelijk na hersenletsel.
  • Problemen met omschakelen van het ene naar het andere gespreksonderwerp. Er wordt nog nagedacht over iets of er wordt nog gezocht in het hoofd naar… een woord, iets wat opgevallen is… een associatie.
  • Problemen met sociaal communiceren. Voor de beurt spreken. Iemand onderbreken. Iemand niet aan het woord laten. Er zitten vaak logische verklaringen achter vanuit de persoon met hersenletsel gezien:
    • bang zijn iets belangrijks te vergeten als er doorgepraat wordt, of op een ander onderwerp wordt doorgegaan; het werkgeheugen is overbelast.
    • de spreeksnelheid van de gesprekspartner gaat te snel.
    • de gesprekspartner spreekt teveel in bijzinnen.
    • er komt teveel informatie af op de persoon met hersenletsel.
    • er wordt geassocieerd. Dat kan haast niet onderdrukt worden.
    • alles lijkt even belangrijk te zijn. Moeite met prioriteren. Er kan een tekort aan overzicht zijn.
    • er is minder tijdsbesef en daarom probeert iemand zoveel mogelijk te vertellen- wat belangrijk leek om binnen de tijd te blijven....als een ballon die leegloopt.
    • de eigen emoties voelen zo belangrijk aan- er moest eerst gespuid worden
    • de eigen emoties worden door iets getriggerd, waardoor niet meer geluisterd kan worden naar iets anders.
  • Moeite met het herkennen van intonatie van de gesprekspartner. Feitelijk zijn er teveel zaken om op te letten voor iemand met hersenletsel.
  • Moeite met het begrijpen en interpreteren van lichaamstaal, mimiek, emotie aflezen van de gesprekspartner. Voor al deze zaken zijn andere hersengebieden actief. Het tegelijk inschakelen van vel hersengebieden kan moeite geven.
  • Er is weinig gezichtsuitdrukking (weinig mimiek); gevoelens zijn hierdoor moeilijker te herkennen. De persoon met hersenletsel kan zelf geen lichaamstaal gebruiken door verlammingen, door te weinig dopamine of door de aansturing van de ogen.
  • Er kan meer gefronst worden. De moeite die het kost om te luisteren kan zich uiten in fronzen waardoor iemand bozer lijkt. De persoon probeert zich te concentreren. Het gesprek vergt kennelijk veel.
  • Er wordt minder oogcontact gemaakt; het kan dan lijken alsof er geen interesse is in wat verteld wordt. Het kan voortkomen uit verschillende redenen: wegkijken om visuele overprikkeling te verminderen, willen concentreren op wat gezegd wordt e.d. moeite met het volgen van het verhaal, blikverlamming, vermoeidheid en bij ernstiger cognitieve defecten of verwardheid vele andere oorzaken. Gezonde mensen zullen ook zelf naar rechtsboven kijken als hen gevraagd wordt om iets te herinneren hoe het eruit zag en naar linksboven om zich te herinneren hoe het klonk. Dat is een natuurlijk gegeven. Dat wordt bij de mens met hersenletsel versterkt.
  • Taal letterlijk opvatten waardoor misverstanden ontstaan. Denk aan het niet begrijpen van woordgrapjes, humor, spreekwoorden. Moeite met indirecte betekenissen en dubbele betekenissen of niet door hebben dat iets dubbel of zelfs schunnig bedoeld is. Woordbetekenissen liggen verspreid over het brein. Het woord top als in bergtop ligt op een heel ander gebied in de hersenen opgeslagen dan top als in oké, top van een vinger of een hemdje (topje). Zo kan iemand in eerste instantie de eerste betekenis bedenken, en niet of te laat de ándere betekenis.
  • Moeite met het begrijpen van de strekking of essentie van het verhaal.
  • Sneller afgeleid waardoor de aandacht minder lijkt voor het gesprek.
  • Moeite met het onthouden van wat er verteld wordt.
  • Iemand kan onderwerpen, woorden of hele zinnen blijven herhalen, als in persevereren.
  • Trage reacties op vragen of geen reacties.
  • Verminderd initiatief in spreken. Initiatiefverlies/ apathie kan optreden na hersenletsel
  • Iemand kan te moe zijn. Praten is vermoeiend maar luisteren is nog vermoeiender.
  • Iemand kan ongenuanceerde of ongepaste uitspraken doen. Dat kan komen door het hersengebied dat getroffen is, maar ook komen omdat iemand 'de kortste route' wil nemen om snel te zeggen wat hij of zij wil. Op die manier kost het de minste inspanning. Dat kan heel bot overkomen. Dat is niet altijd zo bedoeld.
  • Van het onderwerp afdwalen.
  • Er lijkt geen structuur in het vertellen van een verhaal. Iemand kan overzicht missen en al pratende er zelf achter komen wat ook weer belangrijk was.
  • Niet ‘to the point’ komen / ogenschijnlijk irrelevante informatie geven.
  • Langdradigheid.
  • Problemen met praten, lezen of schrijven.
  • Woordvindingsproblematiek; moeite om de juiste woorden te vinden.
  • Woordverwarring – woorden verwisselen of letters van een woord verwisselen.


Heb je zelf hersenletsel? Kijk eens bij de downloadpagina of er een creditcard kaartje staat dat snel iets kan uitleggen over jouw situatie. Misschien kan je zelf lamineren, of misschien heeft iemand van jouw kennissen een lamineerapparaat.

Tips voor de gesprekspartner zonder hersenletsel

Tips voor als je met iemand met hersenletsel wilt communiceren (Tips voor professionals,  partners, mantelzorgers)

  1. Besef dat er meerdere hersengebieden actief moeten zijn in een gesprek. Bewezen is dat iemand met hersenletsel méér hersenactiviteit vertoont en meer hersenenergie verbruikt dan een gezond persoon. De prikkels van horen, luisteren, voelen, denken etc. moeten langs het beschadigde (dode) stuk hersenen de verbindingen aangaan. De hersengebieden van de emoties én het geheugen van de emoties, en het verwoorden van de emoties, en het denken, overzien en beheersen van de emotie, én de dubbele controle over wat er gezegd wordt maken de communicatie sowieso erg complex. Dat kost tijd. Het kost zeker ook moeite en het geeft vermoeidheid. Alleen al bij een emotie zijn zeven tot acht hersengebieden actief.

  2. Ieder mens met hersenletsel verschilt van een ander mens met hersenletsel. Probeer uit te vinden welke communicatie moeiten er bestaan en probeer je daaraan aan te passen.

  3. Als je weet waar een communicatieprobleem door ontstaan is, of waar gedrag vandaan komt, kan je het beginnen te begrijpen. Daar liggen kansen om communicatie of gedrag te beïnvloeden. P+B+LG+NS+SO = Persoonlijkheid, Biografie Gezondheid, Neurologische schade, en de Sociale- en omgevingsfactoren, geven samen een reden tot gedrag en communicatieproblemen.

  4. Vertraag (geef en neem de tijd). Als je als hulpverlener gehaast overkomt om snel iets te doen of nog even af te maken (taakgericht) dan vertraag je niet. Het gevolg kan zijn dat de ander dan blokkeert.
    Verbind (kom in contact) en geef Voorspelbaarheid (de ander begrijpt wat er gaat komen bijv. bij dementie, verwardheid, verminderd bewustzijn, tijdsbesefstoornis en ernstige cognitieve defecten). Dat geeft samen met Vertrouwdheid: Veiligheid. Vergeet niet een vriendelijke mimiek. Je mimiek beïnvloedt de hele communicatie. Als iemand de helft hoort of iets gaat te snel zal de mimiek van doorslaggevende aard zijn.

  5. Zorg dat er geen afleidende factoren zijn (achtergrondgeluid, te fel licht, kinderen, huisdieren, appberichten of telefoontjes) en vraag of iemand pijn heeft. Pijn is een enorme interne afleider.

  6. Laat iemand niet tegen het licht in kijken of zorg dat de achtergrond achter jou rustig is (geen druk wegverkeer of bewegende mensen).

  7. Zorg dat je rustig ogende kleding aan hebt, zonder drukke patronen of kleuren.

  8. Zorg dat je telefoon op stil staat en er geen andere onderbrekingen zijn tijdens het gesprek.

  9. Praat niet teveel met je handen; dat kunnen afleidende bewegingen zijn die iemand ongewild gaat volgen met de ogen.

  10. Vraag eerst of de persoon met hersenletsel belangrijke zaken wil vertellen of wil spuien. Dan hoeft dat alles niet óók nog onthouden te worden.

  11. Gebruik korte zinnen, zonder bijzinnen.

  12. Vraag aan degene met hersenletsel hoelang vooraf ingeschat wordt hoe lang een gesprek vol gehouden kan worden en bescherm ze daarin door het ook op tijd te stoppen. Bewaak de tijd. Heeft iemand een verminderd tijdsbesef? Dan kan die persoon misschien niet goed duiden of een kwartier of uur goed zal zijn. Let dan extra op of iemand blokkeert in het denken. Of dat iemand bijvoorbeeld minder goed uit de woorden kan komen. Dat zijn signalen van een overbelast brein en stop dan! Breng rust!

  13. Vraag en spreek een signaal af als het teveel wordt. Observeer ook.

  14. Als het een heel belangrijk gesprek betreft, vertel dan dat je een samenvatting en hoofdpunten op papier zal geven. Als je iemand vraagt een boodschap te halen geef  dan een boodschappenbriefje, ook al gaat het om één boodschap. Door woordverwarring of éven afgeleid zijn, kan iemand met het verkeerde terugkeren naar huis.

  15. Rond onderwerpen af. Kom terug op een onderwerp wat je zelf wilde aansnijden maar waarvan is afgeweken.

  16. Breng een korte lijn in je verhaal. Vertel de boodschap wat je wilt zeggen zonder uitweiden.

  17. Vermijd woordgrapjes, dubbele betekenissen of spreekwoorden. Of leg ze even uit. Wees éénduidig (voor één uitleg vatbaar) en directer.

  18. Benoem de eigen emoties. Ik ben verdrietig, ik voel me .... als emoties niet goed gezien worden in een gesprek.

  19. Vraag naar gevoelens. Interpreteer niet wat je ziet aan te weinig lichaamstaal of mimiek. Interpreteer gedrag niet zomaar. Vaak is er een onvermogen voortkomend uit een onzichtbaar gevolg van het hersenletsel. Niet altijd onwil.

  20. Maak zelf oogcontact tijdens het luisteren en praten, begrijp dat het voor iemand met hersenletsel som te intensief kan zijn om oogcontact terug te maken. Probeer je mimiek vriendelijk in te zetten.

  21. Benoem dat je een vraag stelt. Herhaal de vraag eventueel rustig.

  22. Vermijd het onderbreken en invullen van woorden.

  23. Praat om de beurt.

  24. Stel één vraag tegelijk. Geef niet meerdere keuzes : "wil je wat drinken, cola, sinas, water of een ....." dat zijn vier onderwerpen die onthouden moeten worden.

  25. Ga steeds na of de persoon met hersenletsel je nog kan volgen. Een 'ja' is niet altijd 'ja'. Soms is het subtiel geven van een korte samenvatting handig.

  26. Besef dat pijn, een volle blaas, een lastige zithouding en andere lichamelijke ongemakken storende factoren zijn voor iemand met hersenletsel om de aandacht te richten en aandacht vol te houden. Net als bij gezonde mensen.

  27. Praat rustig maar op een natuurlijke manier.

  28. Voel je vrij om, indien nodig, lichaamstaal te gebruiken, zoals duimen omhoog en duim omlaag. Doe dat alleen als je weet dat iemand niet standaard met de ogen jouw handen volgt. Mensen met een vorm van afasie gebruiken vaak ook de duim omhoog en omlaag communicatie. Dan kan je aanhaken.

  29. Zorg ervoor dat je begrijpt wat de persoon zegt.

  30. Wees voorzichtig met appjes, chats, Messenger berichten met iemand met hersenletsel. Een boodschap kan heel snel verkeerd begrepen worden omdat iemand niet de intonatie hoort, en niet je vriendelijke gezichtsuitdrukking erbij ziet. Taal kan wederom te letterlijk worden opgepakt, hoe goed je het ook bedoelt.

  31. Wees respectvol.

  32. Ieder mens verschilt. Ieder hersenletsel verschilt. De éne mens heeft één punt uit deze opsomming van moeiten met communicatie, de ander heeft er meerdere.

    Geef jouw tips door via social media! Dank! Samen sterker!
    (Hoewel we zeiden dat korte informatie beter is....kozen we voor de meest uitgebreide info. Onze excuses ;) )

    Download deze tips hieronder. © Alleen voor eigen gebruik
Tips Voor Als Je Met Iemand Met Hersenletsel Wilt Communiceren -Als De Gesprekspartner Zonder Hersenletsel
PDF – 244,9 KB 485 downloads

We gaan dieper in op de verschillende onderwerpen, op andere pagina's

De vergelijking met het stadsverkeer

Als we de gezonde hersenen eens vergelijken met een grote stad en met name het verkeer in een grote stad, dan zien we dat er heel veel wegopbrekingen zijn als er hersenletsel in die hersenen is opgetreden. Er worden veel wegomleidingen aangelegd, langs het stukje hersenen dat kapot is gegaan. Het verkeer kan daardoor maar langzaam rijden. Het verkeer komt te laat aan of gaat over stoepranden rijden en langs wegen waar je niet mag rijden.