Rett syndroom

Deze pagina is nog onder constructie.

Inleiding

Het Rett-syndroom  is een ontwikkelingsstoornis van het centrale zenuwstelsel (hersenen en hersenzenuwen) met metabolische (stofwisselings-) componenten.
Een metabole ziekte of stofwisselingsziekte is een erfelijke aandoening waarbij stoffen in de cellen in het lichaam minder goed worden verwerkt. Daardoor kan een bepaalde stof of afvalstof zich ophopen en tot klachten leiden.

Andere namen voor het Rett-syndroom zijn de afkortingen RTT of RTS.

De ontwikkeling van het kind

Voor de geboorte

Voor de geboorte is er bij de aanleg van de hersenen een tekort aan een specifiek eiwit. Het gaat om het eiwit methyl-CpG binding protein-2, ook wel afgekort tot MECP2. Dat tekort ontstaat door een fout op een chromosoom.
De hersencellen bevatten minder uitlopers waarmee ze met andere hersencellen kunnen communiceren. Ook zijn die uitlopers te kort.

Op de afbeelding hieronder de normale lengte en hoeveelheid uitlopers van een hersencel.

Na de geboorte tot 18 maanden /24 maanden

Bij de geboorte is een kindje vaak slap, door te lage spierspanning. Dat valt niet iedereen altijd op.
De ontwikkeling van het kind verloopt aanvankelijk zonder problemen, stopt dan ongeveer bij een half tot anderhalf jaar, soms bij 24 maanden, en kan daarna achteruitgaan. Er worden geen nieuwe vaardigheden meer aangeleerd. Soms gaat de achteruitgang langzaam, soms heel snel. De kinderen huilen in die fase veel; ze lijken zelfs ontroostbaar. De huilbuien kunnen gepaard gaan met schreeuwen en gillen. Vaak treedt koorts op.
Het hoofdje groeit langzamer dan bij gezonde kinderen van hun leeftijd. Er is een kleinere hoofdomtrek en het hersenvolume is ook kleiner.

De achteruitgang is merkbaar in handgebruik, lopen en overige motoriek, (denk ook aan dyspraxie, zeer moeilijk kunnen aansturen van alle lichaamsbewegingen (ataxie), inclusief oogbewegingen), spraak, cognitieve vaardigheden en moeite met de communicatie. De kinderen kunnen in zichzelf gekeerd raken en niet meer lachen of spelen. Ook kan epilepsie voorkomen.

 

Na deze achteruitgang kan een stabiele fase volgen, die lang kan duren. Soms is er enige vooruitgang te zien.

NB! Er zijn veel varianten van het Rett syndroom. Daardoor kan de ernst en mate van handicaps variëren. Onder andere is er een milder verlopende variant bij meisjes met alleen milde leerproblemen. Echter dit is zeer uitzonderlijk.

Genetische aandoening met metabolische kenmerken, voornamelijk bij meisjes

Het Rett-syndroom is een genetische aandoening. Het valt onder de aandoeningen die het gevolg zijn van afwijkingen /veranderingen in de genen of chromosomen; het erfelijk materiaal.

In de meeste gevallen vindt er een verandering in het MECP2-gen plaats (genmutatie) en is de aandoening niet overgeërfd van de ouders. Ook komt het voor dat er een tekort aan het erfelijke materiaal van het MECP2-gen is.


Het foute gen dat het Rett-syndroom veroorzaakt, zit op het X-chromosoom. Het komt daarom vrijwel uitsluitend bij meisjes voor. Meisjes hebben twee X-chromosomen en jongen hebben een Y-chromosoom en een X-chromosoom.

Bij meisjes zit het foute gen op één van de twee X-chromosomen. Het gezonde X-chromosoom maakt dan dat het meisje levensvatbaar is. Bij jongens komt deze aandoening veel zeldzamer voor. Omdat een jongen één X én een Y-chromosoom  heeft zijn zij minder levensvatbaar als het gen op het X-chromosoom zit.

 

Echter, bij het Klinefelter syndroom hebben jongens twee maal een X en een Y-chromosoom. Zij kunnen het Rett-syndroom krijgen. Er zijn ook jongens die deels in lichaamscellen de fout op het MECP2-gen hebben en in hun andere lichaamscellen niet (mocaisisme), en er zijn jongen die twee keer dit MECP2-gen materiaal hebben per chromosoom (MECP-2 duplicatie syndroom). Zij hebben een achterstand in de ontwikkeling waarbij vaak epilepsie voorkomt, waarbij zij veelvuldige infecties hebben en autistiforme kenmerken tonen.

Het Rett-syndroom is geen degeneratieve aandoening omdat er na achteruitgang ook een stabiele fase kan zijn met mogelijke vooruitgang.
Het kan wel onder de stofwisselingsziekten vallen (metabole ziekten) omdat de vet aanmaak anders verloopt dan bij gezonde mensen. Er wordt onder andere meer cholesterol aangemaakt en nog meer vetten.

Kenmerkend

Omdat er zoveel varianten zijn zal geen één kind de hele lijst van de volgende kenmerken hebben.
De symptomen kunnen variëren van persoon tot persoon en van stadium tot stadium. De symptomen kunnen ook verbeteren in de stabiele fase.

  • Te lage spierspanning meteen al na de geboorte (hypotonie). De kinderen zijn slap in de spieren.  Bij het optillen van het kindje zal je het kind goed moeten ondersteunen. De kinderen kunnen vaak niet hun hoofd optillen.
  • Te hoge spierspanning later. Na verloop van tijd kan er een te hoge spierspanning ontstaan.
  • Spasticiteit / hoge spierspanning met name in de benen, waardoor ook de voeten in een dwangstand komen (spitsvoeten)
  • De benen kunnen voorlangs gaan kruizen.
  • Een kind kan op de tenen of bal van de voet gaan lopen.
  • Er is een breed gangspoor bij het lopen, dat duidt op een moeite om de bewegingen te coördineren (ataxie).
  • Kleinere hoofdomtrek, kleiner hersenvolume. Dat is meestal in de eerste levensmaanden merkbaar.
  • Ademhalingsstoornissen waaronder ademstilstand en adempauzes (obstructieve slaap apneu syndroom / OSAS), vaak afgewisseld met hyperventilatie (te snel ademen), hypoventilatie (te weinig ademen). Dit komt o.a. door de verstoorde functie van de hersenstam die de automatische (autonome) functies regelt en deels doordat de ademhalingswegen geblokkeerd wordt. De slappe spieren van de huig zakken dan in de keel. Sommige onderzoekers suggereren dat dit in de eerste maanden tot een plotselinge wiegendood kan leiden (overlijden in de slaap).
  • Slaapproblemen. De hersenstam regelt ook het vermogen om te slapen, maar door de slaapapneu kan iemand steeds wakker worden en minder lang slapen. Opvallend is het snurken bij deze vorm van apneu.
  • Afwijkingen in het EEG (hersenfilmpje).
    Op het hersenfilmpje zijn vaak de afwijkingen te zien die te maken hebben met epilepsie, maar vaak is ook een algehele vertraging te zien. Langzaam EEG.
  • Epilepsie bij ongeveer 80% van de kinderen met het Rett syndroom. Dat kan variëren van even staren (absences) tot en met het een aanval in het hele lichaam.
  • Afwijkingen in het ECG (hartfilmpje). Variërend van abnormaal lange pauzes tussen de hartslagen in of andere vormen van hartritmestoornis (aritmie).
  • De ontwikkeling verloopt langzamer en komt tot een stilstand.
  • Verlies van het vermogen om dingen vast te pakken. Het handgebruik wordt opvallend anders. Er wordt herhaaldelijk in de handen gewrongen, geklapt en gewapperd met de handen.
  • Verlies van het vermogen om te spreken. In eerste instantie kan een kind stoppen met het zeggen van woorden. De taalontwikkeling is verstoord. Sommige kinderen kunnen enkele woordjes zeggen. Bij de mildere variant kunnen kinderen eenvoudige zinnen maken.
  • De communicatie komt tot stilstand maar kan later wel wat verbeteren. Communicatie via plaatjes is soms mogelijk.
  • Het kind kan gaan tandenknarsen (bruxisme).
  • Angst  en veranderingen in gedrag.
  • Ernstige problemen met evenwicht of met de coördinatie. Het kan leiden tot niet meer kunnen lopen. Hoewel een groot deel van de mensen met Rett ook op latere leeftijd nog wel kunnen lopen) Ook zitten lukt niet meer.
  • De lengtegroei maar ook het gewicht blijft achter.
  • De rug en borstkas kunnen verkromd raken; een zijwaartse kromming van de wervelkolom (scoliose). In sommige gevallen kan de kromming van de wervelkolom zo ernstig worden dat het de ademhaling bemoeilijkt, en een operatie nodig is.

    Ook komt een overmatige kyfose (kromming van de wervelkolom in het borstgedeelte) regelmatig voor. Ook dan is soms een operatie nodig om te voorkomen dat onder andere longen in de verdrukking komen.

  • De kinderen hebben vaak kleine handen en voeten.
  • Er is meer kans om een verminderde botdichtheid te hebben in de botten, waardoor de botten gemakkelijker kunnen breken bij een val.
  • Slechtziend, CVI (cerebrale visus impairment = de hersenen verwerken de visuele prikkels anders, scheelzien.
  • Problemen met het eten. Kauwen en slikken gaat moeizaam. Ondergewicht komt veel voor. Als gevolg daarvan zijn sommigen met het Rett-syndroom afhankelijk van voedingssondes.
  • Zuurbranden (gastro-oesofageale reflux), de zure maaginhoud komt omhoog in keel en slokdarm en dat kan ontstekingen geven.
  • Kwijlen door de slappe spieren van keel en mond.
  • Slechte lichamelijke conditie en meer kans op infecties.
  • Slechte doorbloeding van o.a. handen, benen en voeten.
  • Incontinentie.
  • Bemoeilijkte stoelgang / obstipatie met buikklachten.

 

Meer info

Bronnen:

https://www.nichd.nih.gov/health/topics/rett/conditioninfo/symptoms

https://www.nichd.nih.gov/health/topics/rett/conditioninfo/types (over de verschillende fases )

Medline Plus. (2012). Rett syndrome. Retrieved May 10, 2012, from https://medlineplus.gov/ency/article/001536.htm

International Rett Syndrome Foundation. (2008). About Rett syndrome. Retrieved May 10, 2012, from https://www.rettsyndrome.org/about-rett-syndrome/

Kerr, A. M., Webb, P., Prescott, R. J., & Milne, Y. (2003). Results of surgery for scoliosis in Rett syndrome. Journal of Child Neurology, 18, 703–708.

Percy, A. K., & Lane, J. B. (2004). Rett syndrome: Clinical and molecular update. Current Opinions in Pediatrics, 16, 660–667.

Ellaway, C. J., Sholler, G., Leonard, H., & Christodoulou, J. (1999). Prolonged QT interval in Rett syndrome. Archives of Disease in Childhood, 80, 470–472.

Guideri, F., Acampa, M., DiPerri, T., Zapella, M., & Hayek, Y. (2004). Progressive cardiac dysautonomia observed in patients affected by classic Rett syndrome and not in the preserved speech variant. Journal of Child Neurology, 16, 370–373.

Percy, A. K., Dragich, J., & Schanen, C. (2003). Rett Syndrome: Clinical-Molecular Correlates. In G. Fisch (Ed.), Genetics and neurobehavioral disorders (pp. 391–418). Totowa, NJ: Humana Press.

Ellaway, C., Peat, J., Leonard, H., & Christodoulou, J. (2001). Sleep dysfunction in Rett syndrome: Lack of age-related decrease in sleep duration. Brain Development, Dec;23(Suppl 1).

Nomura, Y. (2005). Early behavior characteristics and sleep disturbance in Rett syndrome. Brain and Development, Nov;27(Suppl 1).

Rare Diseases Clinical Research Network. (2012). Rett syndrome. Retrieved May 10, 2012, from https://www1.rarediseasesnetwork.org/cms/rett/Learn-More/Disorder-Definitions

https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5830535/

methyl-CpG binding protein-2, afgekort met de letters MECP2.

Onder voorbehoud. Dit wordt nog uitgewerkt.
Vormen van het atypische Rett-syndroom die tot nu toe zijn geïdentificeerd, zijn onder meer:

Congenitaal Rett-syndroom (Rolando-variant)
Rett-syndroom met vroege aanvang (Hanefeld-variant)
Rett-syndroom in de late kinderjaren
Forme Fruste Rett-syndroom
Variant met bewaarde spraak van het Rett-syndroom (Zappella-variant)
Zie voor meer info https://rarediseases.info.nih.gov/diseases/5696/rett-syndrome