Moeder van Thijs
Hersenletsel en puberteit
Vannacht om half drie schrok ik wakker van geklop op het raam. Een bekende stem roept: “Mam, ik slaap toch thuis!” Snel stap ik uit bed om Thijs, mijn nét achttienjarige zoon het huis in te laten.
Het is inmiddels drie maanden geleden dat Thijs een ongeluk heeft gehad. Hij is op zijn scooter vol geschept door een auto die 60 – 70 kilometer reed, vloog vijftien meter door de lucht naar de andere weghelft waar hij opnieuw geraakt werd door een tweede auto. Hij weet hier zelf helemaal niets meer van.
De eerste twee weken in het ziekenhuis is hij bijna helemaal kwijt. Voor ons begint de film op het moment dat ik hem probeer te bellen en ik een arts op de eerste hulp aan de lijn krijg.
Thijs heeft geluk gehad. Zijn helm heeft duizend deuken. Als we hem voor t eerst zien is het schrikken. Hij is compleet van de wereld. Onrustig, verward. Het duurt uren voor hij weer iets zinnigs zegt en de eerste woorden zijn niet fraai, er vliegen wat vloeken over de intensive care. Daarna moeten we steeds opnieuw uitleggen dat hij in het ziekenhuis ligt en dat hij een katheter heeft. En een breuk in zijn rug.
In de dagen erna komt hij langzaam weer terug in zijn lichaam. Het vergeten blijft de eerste dagen. De artsen noemen het een zware hersenschudding. Op formulieren kom ik de term hersenkneuzing tegen. Een arts legt uit dat de term niet interessant is. Het gaat erom dat zijn hersenen een flinke tik hebben gehad en dat Thijs er rekening mee moet houden dat hij daar lang last van gaat houden.
Thijs slaapt de eerste anderhalve week voortdurend. Zijn eetlust en dorstgevoel zijn praktisch verdwenen. Niets smaakt echt. Na anderhalve week, twee weken verandert dat gelukkig weer, want het werd zorgwekkend. Hij heeft zweetaanvallen. Zijn vergeetachtigheid is het opvallendst en soms ook erg grappig. “Mam, het voordeel is dat het avondeten iedere keer een verrassing is, omdat ik niet meer weet wat ik besteld heb.” Na anderhalve week, en als Thijs na een operatie het bewegen weer mag opbouwen, gaat hij met sprongen vooruit.
Hij gaat naar een revalidatiecentrum voor zes weken waar hij in alle rust alle bewegingen kan opbouwen, maar waar ook goed gekeken wordt naar zijn cognitieve prestaties. Al snel is hij één van de meest mobiele persoon van de afdeling. Ogenschijnlijk is er niet veel meer aan de hand met hem.
De arts vertelt dat het heel goed is dat hij in het centrum zit en zo in stapjes opbouwt, maar dat dat ook een valkuil is. Ze vertelt dat hij in het centrum in een hele veilige en overzichtelijke omgeving zit. Ze drukt ons op het hart om school en andere activiteiten voorzichtig op te bouwen. Soms verdenk ik de artsen van een mededoel van het revalidatietraject; Thijs begint namelijk ook al snel zijn onverschillige puberjongenshouding op te pakken. Opvallend genoeg neemt hij alles aan van de therapeuten, verplegers en artsen, maar niets van zijn ouders. Dus ook voor ons is het een goed en fijn traject van zes weken rustig opbouwen.
En dan mag zoonlief eindelijk weer naar huis. En wil direct naar een feestje. Want je bijna-vriendin is jarig, en anders moet ze alleen naar huis fietsen. Ik wil het echt niet. We proberen het te blokkeren. In het eindgesprek met de revalidatiearts komt het zelfs ter sprake. “Laat maar gaan”, zegt ze, “hij moet toch gaan uitproberen.”
Het advies is: bouw rust om de activiteiten. Dus een feestje en dan de volgende dag niets. Dat is hersteltijd. Thijs gaat tweeënhalf uur. Ik breng hem om twaalf uur ‘s nachts weg en een vriend belooft hem om half drie thuis te brengen. (Mam, eerder gaan heeft écht geen zin.) Ik zet de wekker om drie uur en dreig met oorlog als hij er dan niet is. Om drie uur schrik ik wakker; Thijs is nog niet thuis. Mijn mobiel knippert, hij heeft braaf geappt; er was ruzie en de politie is er. Ze mogen nog niet weg. Half vijf komt hij pas thuis, met een grauw gezicht. Bed in en de hele dag geslapen. Ik besef dat dit het begin is van een hele ongemakkelijke weg, met name voor mijzelf.
Dat feestje is alweer een paar weken geleden. Volgende week, na de kerstvakantie gaat Thijs weer starten met school. Om de dag en misschien nog halve dagen. We gaan gewoon kijken hoe het gaat. Er is een rustruimte op school en veel begrip van de leerkrachten.
Wat is puberteit en wat is zijn hersenletsel? Die vraag komt geregeld bovendrijven. Thijs was altijd een vrolijke en makkelijke puber. Sinds hij weer thuis is, is hij wat dwarser. Snel geïrriteerd. Hij is nog steeds vergeetachtig. Hangerig. Zijn concentratieboog is niet groot, al was dat eerlijk gezegd al nooit zijn sterkste kant. Meerdere dingen tegelijk doen is nog lastig. En vooral bij groepsgesprekken lukt het hem nog niet heel goed om bij te blijven. Dan merkt hij dat hij moe wordt. Hij ziet er soms moe uit, maar geeft dan aan dat niet te voelen. Zijn vermoeidheid is ook anders en kan met wat rust ook weer snel over zijn. Een
vervelend gevolg is zijn verstoorde temperatuurregeling: hij heeft geregeld zweetaanvallen. En o ja, alcohol valt zwaarder en sneller (mooi goedkoop, mam) en wiet trouwens ook.
Ik vind het dus doodeng. Door het ongeluk is mijn vertrouwen in de goede afloop grondig beschadigd en ik heb daar wel last van. Als zijn vrolijke vrienden hem weer ophalen gaat er een lijst aan adviezen mee. Die hij ongetwijfeld allemaal niet opvolgt want hij weet zelf wel waar zijn grenzen liggen. (maak je niet zo druk, mam, komt goed.) Het zullen pittige maanden worden, maar ach, ik mag alleen maar erg blij zijn, dat ik hierdoor moet.
Terwijl ik dit schrijf ligt hij, vroeg in de avond, op bed te slapen. Tja, het was half drie vannacht….
Nawoord van deze site:
Helaas krijgt niemand een handleiding van de onzichtbare gevolgen na hersenletsel mee. Lichamelijk lukt alles wel weer en de patiënt is uit gerevalideerd. Mensen merken vaak door de tijd heen dat iets niet of minder goed lukt.
De omgeving merkt vaker iets door het observeren van de veranderingen. Zij observeren vaker geïrriteerdheid waar de persoon met letsel nog niet goed doorheeft wat nu niet goed lukt. Soms is dat het vermogen te overzien of om te plannen of heeft diegene meer moeite met denken.
Alles kost meer moeite en geeft grotere vermoeidheid. Pas met vallen en opstaan kan iemand erachter komen welke functies 'veranderd' /beschadigd zijn. Dat zijn meestal niet de lichamelijke functies maar de cognitieve functies van denken en handelen. Gedrag en emoties kunnen veranderen. Stressbestendigheid kan veranderen. Mensen kunnen wat moeite met leren krijgen of met taal, zoeken naar woorden.
Ons advies is om regelmatig in het eerste jaar samen met een vertrouwd iemand de checklist NAH in te vullen zie link. Vaak observeert een ander net iets meer dan de persoon zelf. Als problemen aanhouden is het verstandig een Neuro Psychologisch Onderzoek aan te vragen, ook als een scan geen schade aantoont. Een scan hoeft niet altijd schade te tonen als er wel schade is in verbindingen tussen hersencellen.
Jonge mensen in de pubertijd die letsel oplopen, staan net op het kruispunt om meer zelfstandigheid te zoeken en te verkrijgen en kunnen daardoor wat opstandiger worden naar de ouders, die met de beste bedoelingen op mogelijke andere schade en gevolgen in het brein willen wijzen.
Alcohol en drugs gebruik in die leeftijd kunnen juist de schade vergroten in de frontaalkwab (voorhoofdskwab) waar het beslissingsvermogen zit, zelfbeheersing, logische redenatie, planning, organiseren en selectieve aandacht. Alles wat nog moet uitrijpen na de pubertijd tot een volwassen brein. Soms helpt het de puber om met jongere lotgenoten te praten bijvoorbeeld op Facebook of internetfora.