Spraakapraxie (verbale apraxie)

Bij spraakapraxie is er een probleem met doelbewust spreken. Je begint te haperen of kunt niet goed starten met het uitspreken van een woord of zin. Het is zoeken welke kant de spieren van je mond en kaak op moeten. Het kan een worsteling zijn om een woord juist uit te spreken.

 

De problemen zijn het grootst bij het plannen van wat je gaat zeggen. Het automatisch spreken (het spreken zonder dat je erbij na hoeft te denken) gaat een stuk beter.



Bij alle ingewikkelde handelingen die wij uitvoeren (aankleden, scheren, lopen, fietsen, spreken enzovoorts) gebruiken onze hersenen vaste schema’s. Door deze schema’s weten wij in welke volgorde wij een handeling moeten uitvoeren. Dankzij deze schema’s hoeven wij niet na te denken bij de handelingen die wij uitvoeren. Wij kunnen fietsen en praten tegelijk, ons aankleden en naar de radio luisteren, omdat wij niet iedere keer opnieuw hoeven te bedenken hoe we die handelingen moeten uitvoeren. Bij spraakapraxie is er een probleem met het schema voor spreken.

 

Spraakapraxie kan voorkomen bij dementie, na een CVA of na andere hersenletsel.

 

filmpje spraakapraxie:

Het kan lastig zijn om het verschil tussen afasie, apraxie en dysartrie te herkennen. In dit filmpje worden de verschillen uitgelegd.

Spraakapraxie en woordvindingsproblemen kunnen ook bij periodes van overprikkeling of grote vermoeidheid na hersenletsel optreden. Dat hoeft niet verontrustend te zijn. Het trekt weer weg als de overprikkeling of moeheid afzakt.

 

Dagelijkse problemen

  • De spraak is langzaam
  • Woorden worden opgesplitst in lettergrepen.
  • Het zoeken naar woorden. Vaak wordt er herhaaldelijk geprobeerd om de juiste klank  of het juist woord te produceren.
  • De klank van taal kan vervormd zijn, woorden en zinnen kunnen ‘raar’ klinken
  • Over het algemeen meer spraakproblemen bij langere en meer complexe woorden en zinnen
  • Problemen met spraak zijn inconsistent. Zo kan het uitspreken van een bepaald woord op het ene moment goed gaan, maar op een ander moment weer helemaal niet.
  • Problemen met het ritme van de spraak.
  • Met name problemen met de doelbewuste spraak, minder moeite met automatische spraak, zoals iemand groeten.

 

Hersengebieden betrokken bij spraakapraxie:

Bij spraakapraxie is er schade aan hersengebieden die betrokken zijn bij het plannen van de volgorde van bewegingen die nodig zijn bij het produceren van spraak. Er zijn geen eenduidige hersengebieden aan te wijzen. Het is afhankelijk van de onderliggende oorzaak van de apraxie. Zo kunnen er bij spraakapraxie als gevolg van dementie weer andere hersengebieden betrokken zijn dan bij spraakapraxie na een CVA. Toch is het Putamen in de basale ganglia een van de betrokken gebieden.

 

Tips bij spraakapraxie:

  • Hulp van een logopedist kan zeer nuttig zijn.     
  • Probeer te oefenen met het bewegen van je spieren in je mond
  • Geef jezelf de tijd om te praten
  • Probeer te denken aan andere vormen van communicatie zoals het gebruik van gebaren of computers
  • (voor familie en vrienden) geef de degene die praat de tijd en vraag om opheldering wanneer je niet begrijpt wat degene bedoelt. Herhaal dan het gedeelte wat je wel begrepen hebt. Praat niet luider, tenzij iemand echt slechthorend is. Maar in principe hoeft iemand niet doof te zijn. Als je merkt dat het teveel moeite kost probeer dan een andere vorm van communiceren zoals iets schrijven of non-verbaal iets toelichten.

Invoelingsoefening

Voor mensen zonder spraak apraxie is er een leuke oefening om te ervaren hoe moeilijk het kan zijn om iets wat je wil uitspreken, toch niet zonder moeite lukt of in het geheel niet lukt.

Probeer maar: Spreek snel 4 x achter elkaar de zin uit:
Ik mix de whiskey met de whiskeymixer.


Als het niet lukt hoef je echt niet dronken te zijn ;)