CCAS / Syndroom van Schmahmann

Het Cerebellaire Cognitieve Affectieve Syndroom (CCAS) is een aandoening die volgt na schade (laesies) aan de kleine hersenen (cerebellum). Het omvat problemen met taal, plannen, het reguleren van emoties, depressie, angst en boosheid. Het verwijst naar een syndroom van moeiten in de cognitieve domeinen van uitvoerende functies (executieve functies), ruimtelijke cognitie, gedrag en taal.

Dit syndroom, beschreven door Dr. Jeremy Schmahmann en zijn collega hebben dit syndroom ontdekt en daarom
wordt ook wel het syndroom van Schmahmann genoemd.

 

In het bijzonder zijn de problemen van de uitvoerende functies (executieve functies) zoals:

  • planning
  • wisselen van taken
  • abstract redeneren
  • werkgeheugen
  • persevereren 
  • verstrooidheid en onoplettendheid
  • taalproblemen:
    • dysprosodia, ( = de taal van de patiënt lijkt afgeplat en emotieloos óf iemand kan niet horen of iemand blij boos of bedroefd is.) 
    • agrammatisme (= onvermogen goede zinnen te maken)
    • anomie in milde vorm (= vermindering van waarden)
  • tekorten in ruimtelijke cognitie: visueel-ruimtelijke desorganisatie en slecht visueel-ruimtelijk geheugen.
  • veranderingen in de persoonlijkheid bijvoorbeeld botheid, afstomping of ongeremdheid en onaangepastheid.

 

Deze cognitieve stoornissen kunnen leiden tot een algehele verlaging van de intellectuele functie. CCAS zorgt voor een verschuiving in visie dat de kleine hersenen alleen verantwoordelijk zijn voor de regulering van de bewegingsfuncties (motorische functies).

Er wordt nu gedacht dat de kleine hersenen verantwoordelijk zijn voor het coördineren van zowel functies van beweging als emoties en het juiste ritme van vloeiend spreken.

 

Het niet-functioneren van verbindingen vanuit de kleine hersenen met de hersenschors en het limbische systeem, lijken de oorzaak voor de niet-motorische handicaps die bij CCAS beschreven worden.

De CCAS symptomen zijn zowel beschreven bij volwassenen als bij kinderen.
 Co

De precieze symptomen kunnen per individu variëren, ook door de verschillende plekken van schade in de kleine hersenen.

De wetenschappers legden wel een verband met: 

  • afleidbaarheid
  • hyperactiviteit
  • impulsiviteit
  • ontremming
  • angst
  • rituele en stereotype gedragingen
  • onlogisch denken
  • gebrek aan empathie
  • agressie
  • prikkelbaarheid
  • herhaaldelijk langdurig denken of herkauwen (rumineren) 
  • dwangmatig (obsessief) gedrag
  • sombere stemming (dysforie) en depressie
  • zintuiglijke (sensorische) overprikkeling
  • apathie
  • kinderlijk gedrag
  • het onvermogen om sociale grenzen te begrijpen.C

    PS Ieder letsel verschilt, ook letse
    ls van de kleine hersenen verschillen. Combinaties van klachten zijn mogelijk, verschillen dus ook.

Lees over Bram Bakker, psychiater die na een maandenlange zoektocht zijn klachten herkende als zijnde het Cognitief cerebellair syndroom. Hij had deze klachten op onze website herkend https://joop.bnnvara.nl/opinies/levenslust

Voorts:

https://www.trouw.nl/samenleving/psychiater-bram-bakker-ik-had-een-klap-voor-mijn-kop-nodig-~a39ebe29/

en
https://www.trouw.nl/groen/onze-kleine-hersenen-blijken-veel-meer-functies-te-hebben-dan-gedacht-sleutelfuncties

bronnen:

 

Eyskens, E., Feenstra, L., Meinders, A., Vandenbroucke, J. P., & Van Weel, C. (1997). Codex Medicus (10e ed.). Maarssen, Nederland: Elsevier Gezondheidszorg.

Hersenletsel uitleg | Hersenletsel-uitleg.nl. (z.d.). Geraadpleegd van https://www.hersenletsel-uitleg.nl/

Kraak, M., & Hage, S. (z.d.). Neuropsychiatrie als hersenletsel over het hoofd wordt gezien (scriptie). Geraadpleegd van www.hersenletselteamutrecht.nl/wp-content/uploads/2018/04/Neuropsychiatrie_ppt_hersenletselnetwerk-Vesalius-Miriam-Kraak-en-Sarah-Hage.pdf

Kuks, J. B. M., Snoek, J. W., Oosterhuis, H. G. J. H., & Fock, J. M. (2003). Klinische neurologie (15e ed.). Houten, Nederland: Bohn Stafleu van Loghum.

Levisohn, L., Cronin-Golomb, A., & Schmahmann, J. D. (2000). Neuropsychological consequences of cerebellar tumour resection in children. Brain, 123(5), 1041–1050. https://doi.org/10.1093/brain/123.5.1041

MCallister, T. W. (2008). Neurobehavioral sequelae of traumatic brain injury: evaluation and management. World Psychiatry, 7(1), 3–10. https://doi.org/10.1002/j.2051-5545.2008.tb00139.x

Schmahmann, J. (1998). The cerebellar cognitive affective syndrome. Brain, 121(4), 561–579. https://doi.org/10.1093/brain/121.4.561

Stoodley, C. J., & Schmahmann, J. D. (2010). Evidence for topographic organization in the cerebellum of motor control versus cognitive and affective processing. Cortex, 46(7), 831–844. https://doi.org/10.1016/j.cortex.2009.11.008

Yucel, K., Nazarov, A., Taylor, V. H., Macdonald, K., Hall, G. B., & MacQueen, G. M. (2012). Cerebellar vermis volume in major depressive disorder. Brain Structure and Function, 218(4), 851–858. https://doi.org/10.1007/s00429-012-0433-2