Cognitieve gevolgen


Het woord ‘cognitie’ behelst alles wat het denken betreft. Het is ook een begrip uit de neuropsychologie. Het betreft hersenfuncties die nodig zijn voor waarnemen, denken, onthouden van kennis en deze kennis op een goede manier toepassen en begrijpen. Hersenletsel kan veel invloed hebben op deze functies. Dat noemen we cognitieve gevolgen.
Cognitieve gevolgen kunnen in kaart worden gebracht met behulp van een Neuropsychologisch Onderzoek (NPO).

In het menu vind je meer informatie over verschillende cognitieve gevolgen.

 Let op! De cognitie kan ook beïnvloed worden door andere (verstoorde) processen in het lichaam. Denk bijvoorbeeld aan hartfalen (decompensatio cordis).

Dan ontvangen de hersenen minder bloed door het falend hart.
De klachten kunnen naast lichamelijke klachten, sufheid en verwardheid zijn.

 

 

Concentratiestoornis, geheugenproblemen, minder snel denken, vermoeidheid door het denken, (zie ook hersenmoeheid/ neurofatigue). Het zijn enkele voorbeelden van cognitieve klachten die patiënten met hersenletsel kunnen ervaren. Deze gevolgen kunnen ook soms pas maanden of jaren na het hersenletsel duidelijk worden.

Cognitieve problemen komen voor op gebied van weten, waarnemen en begrijpen. Moeilijkheden met het geheugen, de concentratie en de denksnelheid komen het meest voor.

  • Basiscognitie = aandacht, leren, geheugen, waarneming, denken en  taal.
  • Metacognitie = 
    beoordelingsvermogen, redenatievermogen en  realiteitszin
    .
  • Sociale cognitie = emotie, praktische taalvaardigheden en empathie.


Cognitie gebieden

Na een hersenletsel kunnen er problemen zijn op cognitief gebied. Op één of meerdere cognitieve vlakken kan men problemen hebben:


Depressie
Een depressie is een aandoening die valt onder de 'stemmingsstoornissen'.
Er is sprake van een depressieve stemming als er gedurende een langere periode een niet normale somberheid en/of lusteloosheid bestaat. Deze depressieve stemming bestaat meer dan twee weken.

De somberheid of lusteloosheid gaat vaak samen met verlies van interesse, van levenslust of plezier. Daarnaast kunnen de volgende klachten voorkomen: slaapstoornissen, vermoeidheid, concentratieproblemen, gewichtsveranderingen en / of gedachten over de dood.

Somberheid (depressieve klachten) is eigenlijk een normale emotie na het ontstaan van niet aangeboren hersenletsel en kan passen bij een verwerkingsprobleem.


Depressie door verlies van gezondheid

Het leven kan na hersenletsel compleet anders zijn. Dit is vaak moeilijk om te accepteren. Iemand moet misschien in een rolstoel verder, kan niet meer naar huis of kan zijn werk niet meer doen. Het uiterlijk kan fors veranderd zijn met een halfzijdige verlamming en gezichtsuitdrukkingen kunnen intens veranderd zijn.

Als iemand zich niet meer kan uiten, niet meer kan praten door de afasie kan dat een belangrijke rol spelen. Dat kan zo frustrerend zijn. Apraxie, kan net zo frustrerend zijn dat je niet meer weet hoe je moet aankleden en je onderbroek over je lange broek aantrekt en beseft dat het niet goed is, maar hoe moet het dan?

 

Deze verlieservaringen kunnen leiden tot veel verdriet, dat vergelijkbaar is met rouwen. Dat wordt levend verlies genoemd: iemand leeft nog maar er is rouwen om wat verloren is gegaan. Iemand kan dan depressief worden.
Een depressie brengt veel psychisch lijden met zich mee. Maar ook het lichamelijk functioneren verslechtert erdoor. Feitelijk is het somber worden een gezonde reactie op een heftige en ingrijpende gebeurtenis. Zo gaat het met een verwerkingsproces.


Depressie door de locatie van letsel in de hersenen en neurobiologische factoren
Depressie kan voorkomen als direct gevolg van de locatie van het letsel in de hersenen. Zo lijken mensen met letsel in de linkerhersenhelft iets meer kans op een depressie te hebben. Hoewel dat kan verschillen voor mensen die linkshandig zijn.
Er zijn studies die deze 'laesielocatie-theorie' weerspreken (Laesie = letsel. Locatie = gebonden aan een specifiek hersengebied).

Er kunnen namelijk ook bloedvatgerelateerde oorzaken zijn (vasculaire oorzaken) en neurobiologische factoren die een rol kunnen spelen; de 'cerebrale immuunactivatie en ontsteking factor' (cytokinehypothese). Hierover kunt u lezen op de derde PDF op de pagina neuropsychiatrische gevolgen.


Bij 20-50% van de mensen met een beroerte komt een depressie in het eerste jaar voor.  Depressie is daarmee het meest voorkomende 'neuropsychiatrische syndroom' na een beroerte. Dat wordt dan een post-stroke-depressie (PSD) genoemd.

Bij 25% van de mensen met traumatisch hersenletsel komt dat ook in het eerste jaar voor. Van de andere oorzaken van hersenletsel zijn nog geen cijfers bekend.


Toch is het noodzakelijk onderscheid te maken tussen een depressie en depressieve kenmerken. Mensen met hersenletsel scoren vaker hoog op een korte 'test voor depressie', omdat ze moe zijn en minder initiatief nemen, aan concentratieverlies lijden of een veranderd slaappatroon hebben. Dat kunnen pure gevolgen van het hersenletsel zijn, maar zegt nog niets over de stemming. Let op neurofatigue is anders dan gewoon moe zijn.
En korte test die veel gebruikt wordt is de 4DKL test https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/depressie


Depressie door overbelasting
Onder druk staan door overbelasting veel voor bij mensen met hersenletsel. Veel mensen met hersenletsel hebben een beperkte belastbaarheid en belanden daardoor vaker in een burn-out. Misschien is de wil er nog maar ze kúnnen eenvoudig niet meer.  Hier is het zo belangrijk om de belastbaarheid af te stemmen op de belasting
Zie onder andere onze pagina https://www.hersenletsel-uitleg.nl/ermee-omgaan/omgaan-met-moeheid-na-nah


Er zijn verschillende strategieën om de balans tussen inspanning en ontspanning te vinden. We bespreken op drie pagina's de:


Moeite om de impulsen te beheersen

Mensen kunnen het moeilijker vinden om hun impulsen te beheersen. De rem is er af. Iemand vloekt bijvoorbeeld sneller als iets niet lukt. Maar ook kan iemand ongeremd eten en snoepen. Iemand kan op het gebied van seks ongeremd zijn. Lees ook over veranderde relaties, intimiteit en seksualiteit.
Met name letsel in de frontaalkwab geeft problemen met het beheersen van de impulsen. Ook tieners met hersenletsel waarbij de frontaalkwab nog niet is volgroeid, kunnen hier moeite mee hebben.

 


Weinig initiatief nemen / tonen / apathie

Het kan voorkomen na een hersenletsel dat iemand gebrek aan initiatief toont. Er lijkt een verminderde activiteit en gebrek aan betrokkenheid. Diegene kan lusteloos overkomen, onverschillig, gebrek aan emotie tonen (emotioneel vlak) en moeilijk te motiveren zijn. Er lijkt er geen verband te bestaan ​​tussen de ernst van het letsel en apathie of hoe lang het hersenletsel bestaat en de apathie. 

Apathie wordt beschreven als 'een aanhoudende afname van motivatie, reactievermogen en doelgericht gedrag. Het voldoet aan specifieke diagnostische criteria waardoor het kan worden onderscheiden van depressie'.
Het woord apathie komt van het Griekse woord Apatheia (ἀπάθεια). A = zonder of geen. Pathos = lijden of passie.
Apathie is een syndroom van primair motivatieverlies, die niet toe te schrijven valt aan een verminderd bewustzijn, cognitieve beperkingen of emotionele problemen.
Apathie kan zich uiten in, onder andere, het ontbreken van
doelgericht gedrag, afname van doelgericht denken en emotionele onverschilligheid met een vlak affect (gevoel). (Marin 1991)


Bij wie en hoe vaak komt apathie voor?
Apathie wordt gezien bij neurologische aandoeningen zoals bij de ziekte van Alzheimer (63- 90%), Frontotemporale dementie /FTD (92%), vasculaire dementie /VD (72%), Lewy Body dementie (57%), bij Progressieve Supranucleaire Parese/ PSP, bij CADASIL, bij de ziekte van Parkinson, ziekte van Huntington.

Maar ook bij hersenletsel als een beroerte CVA (36%), traumatisch hersenletsel (20-70% met een gemiddelde van 49%), infecties in de hersenen en hersentumoren.
Voorts komt apathie voor bij bij meerdere mentale aandoeningen (waaronder depressie, PTSS, en schizofrenie).

Verder is apathie een waarschuwingssignaal bij uitdroging, uitputting, leverfalen, fors, vergiftigingen en middelengebruik (bijvoorbeeld cannabis of alcohol), shock, te traag werkende schildklier (hypothyreoïdie) en andere aandoeningen.


Ziekte, depressie en bijwerkingen van medicatie uitsluiten
Apathie kan vanuit de hersenbeschadiging zelf komen als direct gevolg.
Soms is apathie een symptoom van een andere aandoening of van een depressie zoals we in de alinea hierboven schreven. Het is dus belangrijk om een ziektebeeld of eventuele depressie uit te sluiten. Wanneer depressie wordt vastgesteld dient eerst de depressie te worden behandeld. Het is eveneens belangrijk een apathie als bijwerkingen van geneesmiddelen te onderscheiden. Bespreek dit met de arts.


Herkennen, erkennen en waar mogelijk behandelen
Apathie na hersenletsel kan een hindernis zijn op de weg van revalidatie en herstel. Daarom is het van belang om apathie te herkennen, te erkennen en waar mogelijk te behandelen.


Waar in de hersenen?
Apathie is in verband gebracht met schade aan meerdere hersengebieden, waaronder de frontale kwab, basale ganglia en gyrus cinguli. Een blokkade van dopamineroutes lijkt ook een rol te spelen.


Hoe te benaderen?

Het is belangrijk om iemand die apathisch gedrag vertoont, eenduidig en herhaald met ‘zachte drang’ te bejegenen. Een vaste structuur en automatismen inslijpen is aan te bevelen. Het doel is dat de persoon zoveel mogelijk routinematige handelingen als zichzelf wassen en aankleden en andere persoonlijke verzorgingen (als dat kan) zelf gaat uitvoeren.
Er zijn bepaalde geneesmiddelen die mogelijke gunstige effecten kunnen hebben om apathie te verminderen. Niet altijd is het effect duidelijk bewezen. Het opstellen van zeer specifieke doelen kan ook helpen.
Blijf voldoende water, thee of ander drinken aanbieden, opdat iemand niet apathisch wordt door een gebrek aan vochtinname.


Mantelzorgers

Het is vaak moeilijk s voor de omgeving als iemand helemaal geen initiatief meer neemt en nergens zin of interesse in lijkt te hebben. Daarom is het belangrijk voor de partner of mantelzorger om de eigen belastbaarheid en gezondheid in de gaten te houden en zo nodig hulp te ontvangen. Zie o.a. de Caregiver Strain Index onderaan de pagina https://www.hersenletsel-uitleg.nl/voor-wie-sitemap/voor-de-mantelzorger


Beperkte flexibiliteit

Na een beroerte of traumatisch hersenletsel kunnen mensen vaak niet meer zo goed met veranderingen omgaan. Als iets niet loopt zoals verwacht, kan diegene helemaal uit zijn doen raken. Onverwacht bezoek of een tegenslag zijn dan bijvoorbeeld moeilijke zaken.
Mensen met hersenletsel kunnen moeilijker omschakelen van de ene taak naar de andere taak.
Ook van de ene denk taak naar de andere denk taak, zoals iets doen op de computer en schakelen naar een onverwachts telefoontje. De hersenen zelf zijn niet zo flexibel meer om dat overschakelen naar een heel andere taak te volbrengen.
Als de gesprekspartner omschakelt naar een ander gespreksonderwerp kan dat ook moeite brengen bij de persoon met hersenletsel. Dat is geen onwil maar onmacht.

Ook de stressbestendigheid kan afnemen. Op momenten van acute stress, grote problemen, worden alle hersengebieden tegelijk ingeschakeld waardoor er als het ware een kortsluiting optreedt.
Lees op onze speciale pagina verminderde stressbestendigheid.


Voorbeelden van minder snel kunnen omschakelen:

  • Soms moet ik nadat een gesprek beëindigd is ergens op terugkomen, omdat het me niet lukt om het gehoorde op tijd te interpreteren, duurde het iets langer het juiste woord te vinden en ging het gesprek ondertussen verder omdat ik in gepeins zat, ik weer afgeleid werd of wordt er iets gezegd wat niet klopt (door mij of een ander) en het even duurt voor ik het door heb.....

 

  • Ik ben gewoon niet meer zo flexibel. Mijn taken doe ik doorgaans ook wat trager dan voorheen.

 

  • Als ik bezig ben met iets en er komt een telefoontje binnen, kan ik niet omschakelen. Ik kan zelfs niet meer denken op zo'n moment. Kennelijk probeer je als je NAH hebt met alle kracht te focussen op een taak, dat je de kluts kwijt bent als dat abrupt en onverwachts moet stoppen.

 

  • Tijdens een gesprek kan ik het vaak niet meer bijsturen, omdat ik zelf zó druk ben met er bij te blijven zodat ik zelfs niet eens op het idee kom om te vragen mij even de tijd te gunnen of iets te herhalen.

 

  • Een gesprek voeren kan heel moeilijk zijn en ook al is het probleem van te voren aangegeven, er wordt niet altijd rekening gehouden.

 

  • Ik leef met structuur, sta op vaste tijden op en doe mijn activiteiten. Zelfs in de vakantie probeer ik mijn ochtendroutine aan te houden. Op die manier kost het niet zoveel energie om na de vakantie weer op te starten.

 

  • Mensen vergeten dat nieuwe “taken” leren en nieuwe taken aannemen moeilijk omschakelen is. Het inprenten gaat heel lastig en je bent het snel vergeten hoe het ook weer moest. Dat gebeurt bij een nieuwe werkplek, of logeren in een ander (vakantie) huis/plek. Alle (aangeleerde) taakjes van bijvoorbeeld een ochtend routine in huis (bed opmaken, aankleden) of op je werk hoe je moet starten (pc aan doen, mappen pakken. Het is iedere keer weer lastig als je nét aan je oude situatie gewend bent en wéér moet (opnieuw) leren of oppakken op de (tijdelijke) nieuwe bestemming.

Afhankelijker

Sommige mensen gaan zich steeds afhankelijker opstellen van hun partner of andere naasten. Ze laten hen de gesprekken voeren, dingen regelen en fysieke taken doen. De partner neemt gaandeweg steeds meer over, zodat de afhankelijkheid erger wordt. Probeer samen zaken te blijven regelen en als dat boven het vermogen gaat, geef dan kleinere taken.


Cognitieve piramide

Cognitieve functies hebben een zekere hiërarchische relatie met elkaar.
De werking van een bepaalde lagere cognitieve functie in de piramide, zal de werking van een hogere functie beïnvloeden.

 

Iemand die moeite heeft met het geheugen kan dat bijvoorbeeld hebben door problemen met aandacht en concentratie en niet alleen omdat het geheugen is aangedaan. Andersom kan dit ook: door stoornissen in de executieve functies kunnen de overige cognitieve functies slechter werken.

 

De executieve functies vormen de hogere controle van de basisvermogens, waarbij het gaat om of en hoe iemand gebruik maakt van zijn kennis, vaardigheid en intellectuele begaafdheid (Fasotti & Spikman, 2001).

 

Iemand die zintuiglijk overprikkeld is kan zich daardoor niet meer concentreren (dat is een hogere functie). Niet omdat het een aandachtstekort is.©

©Hersenletsel-uitleg 2018 copyright op deze afgebeelde piramide.

 
In de literatuur worden vaak piramides gebruikt als toelichting op cognitief functioneren. Er bestaan er meerdere van in de wereld, net even verschillend.
Ons algemene piramidemodel voor overprikkeling bij hersenletsel staat op een basis waarin zich de neurale netwerken van autonoom zenuwstelsel en van  sensorisch systemen bevinden.
Mentale belastbaarheid fluctueert elke dag daarmee fluctueert ook het functioneren elke keer weer.

 

Wij benadrukken dat je eerst met je zintuigen waarneemt en al overprikkeld kan raken door slechte filtering. Daarboven wordt dan gebouwd met de andere lagen van de piramide.

(Copyright J.van Haastrecht en A.van Schaaijk, team Hersenletsel-uitleg 2018)


bronnen Grondslagen van de neuropsychologie Luria, Aandachtsstoornissen. Een neuropsychologisch handboek Eling& Brouwer, Omgaan met hersenletsel Palm, hersenletsel-uitleg.nl, Attention, mental speed and executive control after closed head injury, Spikman hersenstichting.nl, Cognitive psychology Neisser, New York, M.T. Banich (2004). Cognitive Neuroscience and Neuropsychology. 2e editie. Houghton Mifflin Cie en J.B.M. Kuks, J.W. Snoek, H.J.G.H. Oosterhuis. Klinische Neurologie 15e druk, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2003, ISBN 90-313-4028-6
Caeiro L, Ferro JM, Costa J. Apathy secondary to stroke: a systemic review and meta-analysis. Cerebrovasc Dis. 2013;35:23-39.
Carson, A. J., MacHale, S., Allen, K., Lawrie, S. M., Dennis, M., House, A., & Sharpe, M. (2000). Depression after stroke and lesion location: a systematic review. The Lancet, 356(9224), 122126.
Chase T. Apathy in neuropsychiatric disease: Diagnosis, pathophysiology and treatment. Neurotox Res 2011; 19: 266-278.

Ciurli P, Formisano R, Bivona U, Cantagallo A, Angelelli P. Neuropsychiatric disorders in persons with severe traumatic brain injury: Prevalence, phenomenology, and relationship with demographic, clinical, and functional features. J Head Trauma Rehabil. 2011;26:116-126.

Jorge RE, Starkstein SE, Robinson RG. Apathy following stroke. Can J Psychiatry. 2010;55(6):350-4.

Lane-Brown AT, Tate RL. Apathy after acquired brain impairment: a systematic review of non-pharmacological interventions. Neuropsychol. 2009;19(4):481-516.

Mikami K, Jorge RE, Moser DJ, et al. Prevention of poststroke apathy using escitalopram or problem-solving therapy. Am J Geriatr Psychiatry. 2013;21(9):855-62.
Marin, R. S. (1991). Apathy: A Neuropsychiatric Syndrome. The Journal of Neuropsychiatry and Clinical Neurosciences, 3, 243-254.

R.S. Marin et al. Reliability and validity of the Apathy Evaluation Scale Psychiatry Res (1991)

 

Marin, R. S., Biedrzycki, R. C., & Firinciogullari, S. (1991). Apathy Evaluation Scale (AES, AES-C, AES-I, AES-S) [Database record]. APA PsycTests.

https://doi.org/10.1037/t28570-000

A. T. Lane-Brown & R. L. Tate (2009) Apathy after acquired brain impairment: A systematic review of non-pharmacological interventions, Neuropsychological Rehabilitation, 19:4, 481-516, DOI: 10.1080/09602010902949207

https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S1627483013000020

Worthington A, Wood RLL. Apathy following traumatic brain injury: a review. Neuropsychologia. (2018) 118:40–7.


Cranenburgh, B. van (2002). Het belang van inzicht in het geheugen voor de revalidatie. Neuropraxis, 4(1):162-163.